STERNOTHERUS ODORATUS
Muskusschildpadden zijn minder goede zwemmers dan bijvoorbeeld Trachemys soorten, hierdoor hebben ze meer klim -en rustpunten nodig. Onderwater lopen en klimmen
ze meer dan dat ze zwemmen. Ze leven dan ook veelal in ondiepe wateren met
veel vegetatie. Sternotherus soorten zijn voornamelijk carnivoor.
Herkomst
Noord Amerika: Verenigde staten (Florida, Georgia, Indiana, Maine, Mississippi, New Hampshire, North Carolina, Pennsylvania, South Carolina, Vermont, Virginia)
Omschrijving
De kop is vrij spits en de strepen lopen vanaf de punt van de neus door het oog tot in de nek. In de nek kan de streep een haakvormig verloop hebben.
De jonge dieren hebben vaak een volledig zwart schild. Oudere dieren vervagen vaak naar een lichtere van kleur zoals bruin en grijstinten. Zowel de tekening op de kop als het schild kunnen veel variatie hebben in kleur en vorm. Van bijna geheel grijsachtig zwart tot licht en middenbruin en zelfs olijfkleurig met strepen en stippen.
Tevens zitten er op het hoofd en elders op het lichaam typische uitsteeksels die worden gebruik voor de tast en zouden de schildpad helpen om in de modder zijn prooi te lokaliseren.
Winterrust
Afhankelijk van de herkomst zullen ze in winterrust gaan. De zuidelijke exemplaren niet, de noordelijke exemplaren waar het in de winter ook kouder wordt wel bij ongeveer 5-10°C.
Voortplanting
Om stress te voorkomen, kunnen man en vrouw het beste apart worden gehouden. Voor de paring kunnen zij enige malen onder toezicht bij elkaar geplaatst worden. Een winterrust of -slaap van 2 tot 3 maanden is mogelijk bevorderlijk voor het verkrijgen van nakweek. Het vrouwtje legt de eieren in het landgedeelte op een diepte van ca. 10 cm. Bevruchte eieren tonen kort daarna een witte band over de breedte. De eieren hebben een harde schaal. Deze kunnen worden geplaatst (niet draaien, merken met zacht potlood) in een doos of bakje met substraat van vermiculiet of Seramis, dat gezet moet worden in een broedstoof met een temperatuur van 26 tot 30°C. Een legsel bevat doorgaans 2 tot 5 eieren. De broedtijd is 65 tot 86 dagen. Uitgekomen jongen moeten qua temperatuur en vochtigheid onder broedstoofcondities blijven tot de dooierzak in het lichaam is opgenomen. Daarna kunnen de 2 cm grote jongen worden geplaatst in een klein bakje met een waterstand van 2 tot 3 cm, die geleidelijk met het opgroeien kan worden verhoogd. Zorg voor schuilplaatsen en voor een plek onder een warmtespot. Wennen aan voedsel gaat met klein levend voer: tubifex, muggenlarven, wormpjes, watervlooien, waarna geleidelijk overgaan op dieet voor volwassen dieren.
(Onder)soorten
Sternotherus odoratus
Sternotherus minor minor
Sternotherus minor peltifer
Sternotherus carinatus
Sternotherus depressus